In 2035 treedt in de Europese Unie het verbod op nieuwe auto’s met verbrandingsmotoren in werking. Maar niet iedereen is overtuigd dat dit de juiste weg is. Hildegard Müller, voorzitter van de Duitse autolobby VDA, spreekt zich uit: verbieden schrikt mensen af – technologische innovatie zou de hoofdrol moeten krijgen in het debat.
De discussie over de toekomst van auto’s raakt een gevoelige snaar – zeker in Nederland, waar merken als DAF, VDL en lichte bedrijfsauto’s deel zijn van ons dagelijkse straatbeeld. Wie had tien jaar geleden kunnen voorspellen dat elektrisch rijden zo snel zou gaan, maar dat laadpalen nog altijd een ‘zoektocht door de stad’ zijn?
Europa’s ambitie en de praktijk
Europa wil koploper zijn in elektrisch rijden, benadrukt Müller: “We willen wereldwijd ons duurzame autonieuws exporteren, van Afrika tot India.” Toch twijfelt ze aan de effectiviteit van een keihard verbod. “Mensen zijn allergisch voor verboden. In plaats van discussiëren over wat niet mag, moeten we het hebben over wat wél kan: technische oplossingen, innovatie, en haalbare stappen.” Dit zei zij recent in een interview met de Neuen Osnabrücker Zeitung.
Uitzonderingen voor synthetische brandstoffen
Het Brusselse beleid is ambitieus: alle nieuwe benzine- en dieselauto’s verdwijnen uit de showroom na 2035. Met één kleine opening: auto’s die op zogenaamde e-fuels lopen (synthetische brandstoffen) blijven toegestaan. Voorzitter Ursula von der Leyen hintte recent zelfs op verdere aanpassingen van de wet, waardoor deze voertuigen wellicht langer op de markt blijven.
Waarom kopen mensen (nog) geen elektrische auto?
- Subsidies zijn stopgezet. Dat merkt u direct in de portemonnee.
- Laadinfrastructuur vertraagt. Binnensteden als Rotterdam of Utrecht lopen voorop, maar in veel dorpen blijft het behelpen met slechts enkele laadpunten.
- Onzekerheid over groene stroom. Zolang het elektriciteitsnet piept en kraakt, blijft betaalbaar laden een uitdaging.
- Schaalbaarheid. Niet ieder huishouden kan zomaar overstappen, bijvoorbeeld door gebrek aan eigen oprit of een huurhuis.
Müller benadrukt dat je eerst deze problemen helder moet krijgen. Pas als alle schakels – van energieleveranciers tot autofabrikanten – hun rol kennen, kun je over échte deadlines praten.
Automakers willen duidelijkheid en tijd
Volkswagen-topman Oliver Blume waarschuwde onlangs: “Wij plannen tien jaar vooruit. Zonder zekerheid over beleid wordt duurzaam investeren lastig.” De industrie wil weten: wanneer schakelen we massaal om, en met welke uitzonderingen?
Hoe snel wordt elektrisch rijden écht goedkoper?
- Meer modellen, lagere prijzen: In 2026 lanceert vrijwel ieder merk – van Volvo tot de Nederlandse Lightyear – betaalbare EV’s.
- Productie opschalen: Met elke nieuwe gigafabriek in Europa daalt de prijs van accu’s.
- Innovatie loont: De nieuwe generatie accu’s kan straks tot 800 kilometer rijden op één lading – stukken praktischer voor langeafstandsrijders.
Toch blijft de structurele uitdaging bestaan: genoeg laadpunten, groene stroom en toegang tot grondstoffen. Zolang dat niet op orde is, zal elektrisch rijden voor velen een luxe blijven in plaats van een gewoonte. Ook in Nederland, waar de liefhebber van een tweedehands benzinebolide voorlopig nog weinig reden tot haast heeft.
Wat betekent dit voor u?
Blijf kritisch op keuzes van zowel overheid als fabrikanten. Let op lokaal beleid rondom parkeren, subsidies en milieuzones. Overweeg hybride opties als tussenstap, en houd de innovatie op het gebied van e-fuels in de gaten. Misschien rijdt u over tien jaar wél elektrisch, of juist op een circulaire, synthetische brandstof uit een Groningse raffinaderij.
Wist u dat: Nederland behoort tot de Europese top drie als het gaat om het aantal laadpalen per inwoner. Toch zijn laadplekken voor bewoners van appartementen nog steeds een heikel punt – vooral in grote steden.
De toekomst van rijden blijft bewegen. De vraag is niet óf we verduurzamen, maar hóe – en vooral: hoe slim, betaalbaar en met oog voor wat er lokaal écht nodig is.