De Europese auto-industrie bevindt zich in 2025 in een bijzonder lastige positie. Terwijl de Europese Unie de lat voor CO2-uitstoot steeds hoger legt, blijven de verkoopcijfers van elektrische auto’s – ondanks alle dure reclames van merken als Renault, Peugeot of Volkswagen – fors achter bij de verwachtingen. Het resultaat? Autofabrikanten riskeren boetes die zich opstapelen tot miljarden euro’s.
Waarom raakt deze impasse de industrie zo hard?
Sinds de nieuwste EU-regelgeving in werking is getreden, is de druk op producenten om emissies te verlagen enorm toegenomen. De gemiddelde toegestane CO2-uitstoot voor nieuw verkochte auto’s daalt volgend jaar opnieuw: van 116 g/km naar slechts 94 g/km. Wie deze limiet overschrijdt, betaalt een boete van €95 per gram per verkocht voertuig. Met honderdduizenden auto’s per jaar loopt dat snel op tot astronomische bedragen – CEO Luca de Meo van Renault becijfert de potentiële gezamenlijke boetes op 15 miljard euro.
Verkoop vertraagt, doelstellingen uit zicht
De uitdaging? Elektrische auto’s kennen, ironisch genoeg, een zwakke vraag bij het grote publiek. Zelfs bij vooruitstrevende merken als Renault is slechts 8,7% van alle verkochte auto’s volledig elektrisch. Dit lage aantal maakt het voor fabrikanten onmogelijk om de gestelde emissiedoelen te halen zonder ingrijpende maatregelen.
- Klantenthousiasme blijft uit: De gemiddelde Nederlander kiest nog steeds vaker voor een hybride of traditionele benzinemotor, vooral door het relatief beperkte laadnetwerk buiten de Randstad en de hogere aanschafprijzen van EV’s.
- Hoge productiekosten: Door de prijs van accu’s en grondstoffen blijven elektrische auto’s voor veel huishoudens minder aantrekkelijk, zelfs met subsidies.
Productiebeperkingen komen dichterbij
Luca de Meo waarschuwt: als de industrie niet snel schakelt, kan de productie van modellen met verbrandingsmotoren met meer dan 2,5 miljoen voertuigen omlaag moeten. Dit is niet alleen een lastige boodschap voor de werkgelegenheid, maar ook voor de producten die Nederlandse consumenten gewend zijn – denk aan geliefde modellen als de Volkswagen Golf of Opel Astra.
De vicieuze cirkel: meer EV’s vereist, minder vraag en torenhoge kosten
Het is een klassieke kip-en-ei-situatie. Aan de ene kant duwen Brusselse regelgeving en klimaatdoelstellingen fabrikanten in de richting van volledige elektrificatie. Aan de andere kant blijven consumenten in onder meer Nederlandse steden als Groningen of Tilburg terughoudend. Te weinig laadpalen, onzekerheid over restwaarde en de voorsprong van bijvoorbeeld Chinese EV-concurrenten vormen obstakels die de industrie niet zomaar oplost.
Wat kan er wél?
- Investeren in laadinfrastructuur: Meer publieke laadpalen buiten Amsterdam en Rotterdam vergroot het vertrouwen van de consument.
- Transparantere subsidies: Helderheid vanuit de overheid over fiscale voordelen maakt de overstap concreter.
- Modellen naar Nederlandse smaak: Compacte, betaalbare en praktische EV-modellen – bijvoorbeeld in samenwerking met lokale designstudio’s – spreken een breder publiek aan.
De toekomst: kiezen tussen aanpassing of boetes
Zonder snelle aanpassingen dreigt een neergaande spiraal. Niet alleen grote merken, maar ook kleinere fabrikanten riskeren zware consequenties. De komende jaren wordt duidelijk of de Nederlandse autoliefhebber ook écht warmloopt voor elektrisch. Eén ding is zeker: de keuzes die nu gemaakt worden, zijn bepalend voor de toekomst van de hele Europese auto-industrie.